Sneeuwwitje | Ririro
Link: https://ririro.com/nl/sneeuwwitje/
Er was eens een koningin in hartje winter. De koningin keek graag naar het witte landschap en zuchtte: ‘Och had ik maar een kindje, wit als sneeuw, rood als bloed en haar zo zwart als ebbenhout.’
Een jaar later kwam de wens van de koningin uit. Ze kreeg een kindje met ebbenhoutzwart haar, een huid zo wit als sneeuw en lippen zo rood als bloed. De koningin noemde haar Sneeuwwitje.
Hetzelfde jaar stierf de koningin. De koning trouwde niet veel later een nieuwe vrouw. Het was een mooie vrouw, maar ze was erg bezig met de allermooiste te zijn. Ze had een wonderbaarlijke spiegel, die ze voortdurend dezelfde vraag stelde:
‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van het hele land?‘
De spiegel antwoordde telkens weer: ‘Het is u Vrouwe Majesteit, u bent de mooiste van het land!’
De koningin wist dat de spiegel de waarheid sprak. Maar op een dag toen ze voor de zoveelste keer haar spiegel vroeg wie de mooiste was, antwoordde deze:
‘Koningin, zoals altijd, heel mooi bent u, maar het is Sneeuwwitje, die is duizend keer mooier nu!’
De koningin werd groen van jaloezie, omdat de spiegel alleen de waarheid sprak. Woedend gaf ze een jager de opdracht om Sneeuwwitje het bos in te lokken om haar te doden. Ook moest hij haar hart meenemen naar het paleis als bewijs.
De jager nam Sneeuwwitje mee het bos in. Toen hij zijn pijl op haar richtte, smeekte ze hem niet te doden. De jager kon het niet over zijn hart verkrijgen. Ze was zo betoverend mooi en zo jong. Hij doodde een hert en gaf het hart van het dier aan de koningin.
Sneeuwwitje wist dat ze niet meer naar huis kon gaan. Ze vluchtte ver het bos in, tot ze bij een huisje kwam. De tafel was gedekt met zeven bordjes en zeven bekertjes. Sneeuwwitje had honger nam wat van een bordje en dronk van een bekertje. Daar zag ze zeven bedjes op een rijtje staan. Ze schoof de bedjes tegen elkaar en viel in slaap.
Zeven dwergen kwamen die avond thuis van het werk. ‘Wie heeft er op mijn stoeltje gezeten?’ vroeg de eerste dwerg. ‘Wie heeft er van mijn bordje gegeten?’ vroeg de tweede dwerg. Daar zagen ze Sneeuwwitje liggen. ‘Ach wat een lief meisje, en wat is ze mooi!’ fluisterden ze alle zeven.
‘Ik heet Sneeuwwitje’, zei ze de volgende ochtend en vertelde het verhaal van de jager. ‘Blijf bij ons! Als jij voor het huishouden zorgt, dan zorgen wij dat je niets te kort komt’, zei de oudste dwerg. Sneeuwwitje bleef. Overdag was ze alleen, dus de dwergen vroegen haar voorzichtig te zijn.
Intussen vroeg de koningin de spiegel wie de mooiste was. Tot haar schrik antwoordde deze:
‘Oh koningin, u bent de mooiste van dit land! Maar Sneeuwwitje is duizend keer mooier, daar over de bergen, bij de dwergen.’
Razend werd de koningin. Sneeuwwitje leefde nog! Ze bedacht een list. Verkleed als oude boerin klopte ze op het raam van het huis van de dwergen. Sneeuwwitje deed het raam voorzichtig open.
‘Hallo lieve meid,’ zei de boerin, ‘ik heb hier heerlijke appels. Wil je er eentje proeven?’ Sneeuwwitje antwoordde: ‘Eigenlijk mag ik niet praten met vreemden, maar een appel proeven kan geen kwaad. Dank u wel mevrouw!’ Nadat ze een hap van de appel had genomen, viel ze dood neer.
De dwergen schrokken enorm toen ze Sneeuwwitje vonden. Omdat het leek alsof ze lag te slapen, legden de dwergen haar in een glazen kist.
Op een dag verscheen er een prins in het bos. Superverliefd op Sneeuwwitje vroeg hij de dwergen of hij haar mee mocht nemen. Dit ontroerde de dwergen dus ze stonden het toe. Bij het verplaatsten van de glazen kist, schoot het stukje appel uit de keel van Sneeuwwitje. Ze opende haar ogen en zag de knappe prins.
Wat er nu met de stiefmoeder gebeurde is nog een raadsel. Sommigen zeggen dat ze in een standbeeld veranderde, helemaal duidelijk is het niet. Het is in ieder geval zo dat Sneeuwwitje zich nooit meer zorgen om haar hoefde te maken.
De prins en Sneeuwwitje trouwden en leefden nog lang en gelukkig.
9
views
Repelsteeltje | Ririro
Link: https://ririro.com/nl/repelsteeltje/
Er leefde eens een arme molenaar die een hele mooie dochter had. Op een dag zei hij tegen de koning dat zijn dochter heel goed kon spinnen en zelfs van stro goud maken. Nu was de koning dol op goud dus hij liet de mooie molenaarsdochter gauw naar het paleis komen. Hij bracht haar naar een kamer vol stro en gaf haar een spinnewiel met spoelen. En hij zei: “Ga aan het werk en spin al dit stro tot goud. Als dat niet lukt, moet je sterven. “ De kamer werd afgesloten en ze bleef helemaal alleen.
De arme molenaarsdochter was wanhopig. Hoe moest ze nou toch van stro goud spinnen? Ze begon hard te huilen. Plotseling ging de deur open en kwam er een klein mannetje binnen. Hij zei: “Goedenavond waarom huil jij zo hard?” “Ach zei het meisje ik moet goud spinnen van stro en dat kan ik niet”.
Toen sprak het mannetje: “Wat geef je mij als ik het doe?” Mijn halsketting zei het meisje. Het mannetje nam de halsketting en begon te spinnen. Prrrt prrrt prrrt en na 3x was de spoel vol. Zo ging hij hele nacht door. In de vroege morgen was al het stro goud. Toen de koning kwam kijken was hij heel verbaasd en hij wilde meteen nog veel meer goud.
Hij bracht de molenaarsdochter naar een grotere kamer vol balen stro. Ze moest alles in 1 nacht tot goud spinnen als ze wilde blijven leven. Het meisje huilde hard. Weer kwam het mannetje binnen. “Wat geef jij mij als ik het stro tot goud spin?”, vroeg hij. “Mijn ring”, zei het meisje. Het mannetje werkte de hele nacht en de volgende dag was al het stro goud geworden.
Maar de koning was nog niet tevreden en wilde weer meer. Opnieuw bracht hij het meisje naar een nog grotere kamer vol stro en weer moest ze in 1 nacht alles tot goud spinnen. Als dat lukte, zou hij met haar trouwen. Hij dacht: “Ze is maar een gewone molenaarsdochter maar een rijkere vrouw bestaat niet”.
Het meisje was weer wanhopig maar weer kwam het mannetje. “Wat geef jij mij als ik ook dit stro tot goud spin”, vroeg hij. “Ik heb echt niets meer”, zei het meisje. Dus moest zij beloven dat zij als ze koningin was geworden haar eerste kindje aan hem zou geven. Het meisje dacht: “Dat zie ik dan wel”. En ze beloofde het. Toen spon het mannetje weer al het stro tot goud. ‘S Ochtends kwam de koning en hij was heel verheugd. Hij trouwde met de molenaarsdochter en zo werd zij een echte koningin.
Na een jaar kwam er een mooi kindje. Aan het mannetje dacht de koningin niet meer. Maar tot hij haar grote schrik kwam hij opeens haar kamer binnen en zei: “ Geef mij nu het kindje. Je hebt het beloofd.” De koningin bood hem al haar schatten aan als ze haar kindje maar mocht houden. Maar het mannetje wilde het kindje. De koningin huilde zo hard dat het mannetje toch medelijden kreeg. Hij zei: “ Als je binnen 3 dagen raadt hoe ik heet dan mag jij je kindje houden.”
De koningin dacht de hele nacht diep na en zond zelfs een bode het land door om namen te verzamelen. Toen het mannetje weer kwam zei ze: “Albert, Gerard, Christiaan” en nog veel meer namen. Maar bij elke naam riep het mannetje:” Zo heet ik niet”.
De tweede dag ging ze weer rondvragen. Toen het mannetje kwam, noemde ze hele bijzondere namen op zoals Rattevel, Berepoot en Sparrebeen. Maar weer was de naam niet goed.
De derde dag kwam de bode terug en zei: “Nieuwe namen heb ik niet maar toen ik op een plek in het bos kwam, waar de vossen en hazen elkaar goedenacht wensen, zag ik een klein huisje. Er brandde ook een vuur en om het vuur sprong een raar mannetje en hij riep:
“Vandaag ga ik braden, morgen bakken
Overmorgen het koningskind pakken
O, wat een fijn dat niemand weet
Dat ik Repelsteeltje heet”
Wat was de koningin blij dat ze eindelijk de naam wist! Toen het mannetje weer kwam, vroeg ze eerst: “Heet je Gijs of Gert?” “Nee”, zei het mannetje. “Heet je dan soms Repelsteeltje”? Dat heeft een boze geest je verteld, riep het mannetje woedend. En hij stampte zo hard met zijn rechtervoet op de grond….dat hij er tot zijn middel inzakte.
30
views
De Rattenvanger van Hamelen | Ririro
Link: https://ririro.com/nl/de-rattenvanger-van-hamelen/
Heel lang geleden werd het Duitse stadje Hamelen overvallen door ratten. Het waren geen gewone ratten, maar enorme zwarte monsters. Ze waren zo brutaal dat ze zelfs overdag gewoon over straat renden. Ze zaten echt overal. Tussen het eten, in de kamers en zelfs je schoenen kon je niet meer veilig aantrekken. Waar je ook keek, er waren altijd ratten.
De inwoners van Hamelen hadden alles al geprobeerd, maar hoe meer ratten ze doodden hoe meer er ook bij leken te komen. Ze waren ten einde raad toen er op een dag een vreemde man de stad binnenkwam wandelen. Zijn snor leek op een rattenstaart, zijn gele ogen kwamen maar net onder zijn grote hoed uit en zijn neus was krom. Hij speelde op zijn fluit en liep regelrecht op het stadhuis af.
In het stadhuis was de raad net bijeen. De vreemdeling kondigde aan dat hij de stad kon verlossen van de rattenplaag, maar dan moesten ze hem wel goed betalen. De burgers vertrouwden hem niet en riepen dat de man wel een tovenaar moest zijn. De slimme burgemeester had echter een goed plan. Hij stelde de mensen gerust: ‘Als de fluitspeler de waarheid spreekt, dan heeft hij de ratten op ons afgestuurd om daar flink geld mee te kunnen verdienen. Dat sta ik niet toe. Let maar eens op!’ De mensen vertrouwden de burgemeester en lieten hem zijn gang gaan.
De vreemdeling kwam bij de burgemeester en zei: ‘Voor slechts één zilveren munt per kop, jaag ik nog voor de ochtend alle ratten de stad uit.’ De raadsleden begonnen te jammeren. Eén munt per kop zou neerkomen op een enorm bedrag. Maar de burgemeester haalde zijn schouders op en zei: ‘Voor elke kop, krijg jij één zilveren munt.’
Die avond zou de fluitspeler beginnen. De inwoners mochten onder geen beding op straat komen terwijl hij aan het werk was, maar ze mochten wel vanuit hun huizen kijken. De fluitspeler stond op het marktplein en in de eerste stralen van de maan begon hij op zijn fluit te spelen. Het begon als een zacht en lieflijk geluid, maar het werd steeds harder en indringender. Al snel was het in de hele stad te horen. Direct kwamen de ratten overal vandaan geschoten en renden in lange rijen naar de fluitspeler. Deze draaide zich om en liep, nog steeds spelend op zijn fluit, richting de rivier. Hier liet hij de ratten één voor één de rivier in springen.
Als allerlaatste kwam de koning van de ratten aan bij de rivier. Deze oude rat was helemaal wit geworden van ouderdom. ‘Waren dat ze allemaal, vriend Withaar?’ vroeg de fluitspeler. ‘Ja,’ antwoordde de rat, ‘Alle negenhonderd negentigduizend, negenhonderd en negenennegentig.’ Toen sprong de witte rat ook in de rivier en keerde de fluitspeler tevreden terug naar Hamelen.
De inwoners van Hamelen sliepen die nacht voor het eerst in tijden weer goed. De volgende ochtend meldde de fluitspeler zich bij de raadsleden. ‘Ik heb alle negenhonderd negentigduizend, negenhonderd en negenennegentig ratten verjaagd. Ik kom mijn geld halen.’ ‘Nou, laten we die koppen dan maar eens gaan tellen,’ antwoordde de burgemeester. Daar had de rattenvanger niet op gerekend. ‘De koppen?!’ schreeuwde hij boos, ‘Ga die maar zoeken in de rivier.’
De burgemeester reageerde rustig. ‘Als jij je niet aan de overeenkomst houdt, hoeven wij ook niet te betalen. Maar je hebt ons een dienst bewezen, dus we geven je graag 50 zilveren munten.’ ‘Houd je de beloning maar!’ riep de rattenvanger, ‘Jullie kinderen zullen mij wel betalen.’ En met die woorden rende hij de stad uit.
Niemand in Hamelen nam het dreigement van de rattenvanger serieus. De volgende dag gingen zij dan ook zorgeloos naar de kerk. Maar toen ze thuiskwamen, kregen ze de schrik van hun leven. Alle kinderen waren spoorloos verdwenen.
Toen kwamen er drie jongetjes de stad ingelopen en zij vertelden een verschrikkelijk verhaal. Terwijl alle volwassenen in de kerk zaten, hadden de kinderen schitterende muziek gehoord. Ze waren naar buiten gegaan en zagen de rattenvanger staan. Terwijl de vreemdeling door bleef spelen, liep hij de stad uit en alle kinderen volgden hem tot aan de grote berg. De bergwand was magisch opengegaan en alle jongens en meisjes waren naar binnen gelopen. Alleen de drie jongens waren per ongeluk buiten gebleven.
Iedereen in Hamelen was doodongelukkig. Hoe hard ze ook zochten, de kinderen waren echt nergens meer te vinden. Vooral de burgemeester voelde zich ontzettend schuldig. Bovendien waren ook zijn zoons en dochters verdwenen. Niemand wist waar de kinderen gebleven waren.
Pas honderdvijftig jaar later werd er iets bekend over de verdwenen kinderen. Een aantal kooplieden uit Bremen kwamen in Hamelen en vertelden over een streek in Roemenië waar de bewoners alleen maar Duits spraken, terwijl de rest van de inwoners Roemeens spreekt. En sindsdien geloven ze in Hamelen dat de inwoners van Transsylvanië de nakomelingen zijn van de verdwenen kinderen uit Hamelen. En niemand die ze tegenspreekt.
29
views
Koning Lijsterbaard | Ririro
Link: https://ririro.com/nl/koning-lijsterbaard/
Er was eens een koning met een prachtige dochter. Helaas was het meisje niet alleen mooi, maar was ze ook verschrikkelijk arrogant. Ze vond zichzelf beter dan iedereen. Elke man die met haar wilde trouwen, maakte ze belachelijk. De een vond ze te dik, de ander juist te dun. Sommige mannen waren te lang, andere mannen waren juist te klein.
De koning wilde graag dat zijn dochter zou trouwen, dus nodigde hij alle belangrijke mannen uit op een feest. Hier stonden ze allemaal op een rijtje, terwijl de kritische prinses langsliep. Één voor één maakte ze de mannen belachelijk. Vooral de koning van het buurland moest het ontgelden. De arme man had een beetje een kromme kin. ‘Pfff, jouw kin lijkt net op de snavel van een lijster’, zei ze. ‘Voortaan noemen we jou Lijsterbaard!’
De koning zag hoe verschrikkelijk zijn dochter alle mannen behandelde en werd boos. ‘Jij zult met de eerste bedelaar die hier aan de deur komt trouwen!’ riep hij. En dat gebeurde. Enkele dagen later kwam er een muzikant, in vuile en gerafelde kleren, bij het kasteel om liedjes te zingen. De koning riep hem binnen en liet hem daar ter plekke met de prinses trouwen.
De prinses vond het verschrikkelijk, maar moest doen wat haar vader zei. Samen met haar nieuwe man werd ze het kasteel uitgestuurd. Dat was immers geen plek voor een bedelaar en zijn vrouw.
De bedelaar nam de prinses bij de hand en nam haar mee naar buiten. Bij een groot bos vroeg het meisje: ‘Van wie is dit mooie bos?’ en de bedelaar antwoordde: ‘Dit is allemaal van Koning Lijsterbaard.’ Bij een groene weide en een grote stad gebeurde hetzelfde. Toen ze na een hele tijd bij een piepklein huisje aankwamen, zei de bedelaar dat dit hun huisje zou worden. O wat had het meisje een spijt dat ze niet met Koning Lijsterbaard getrouwd was. Als ze nou niet zo arrogant was geweest..
De koningsdochter ging het huisje binnen en wist niet wat haar overkwam. Er was maar één kamer en geen enkele bediende. Ze moest opeens alles zelf doen. Maar het meisje wist helemaal niet hoe je vuur maakt en ze kon ook al niet koken en spinnen. Daarom besloot haar man dat ze maar op de markt moest gaan zitten om potten en pannen te verkopen. Dan zou ze in ieder geval wat geld kunnen verdienen om eten te kopen.
De eerste dag op de markt ging het goed en de prinses verkocht een aantal potten en pannen. De volgende dag ging ze echter op de hoek van de markt zitten. Toen een dronken man op zijn paard niet oplette, reed hij zo dwars door al het aardewerk heen. De koningsdochter had niks meer en ging huilend naar huis. Wat was ze bang dat haar man boos zou worden.
Haar man werd inderdaad boos, maar had ook al een andere baan voor haar geregeld. Ze zou als keukenmeid in het kasteel van de koning mogen werken. Ze moest het meest vieze werk doen, maar ze deed het zonder te klagen. Haar zakken stopte ze vol met restjes eten, zodat zij en haar man wat te eten hadden.
Nou zou die dag toevallig de oudste koningszoon gaan trouwen. De grote balzaal was prachtig versierd en alle belangrijke mensen kwamen aan in de mooiste kleding. O wat had de prinses daar graag bij gehoord. Ze vervloekte haar arrogantie, waardoor ze nu in armoede moest leven.
Terwijl het meisje stond te kijken, kwam de koningszoon binnen. Hij zag het mooie meisje bij de deur staan en nam haar hand. De prinses schrok en stribbelde tegen, want ze zag dat het Koning Lijsterbaard was. Maar hij trok haar mee de balzaal in. Daardoor scheurde haar zakken en kwam al het eten op de grond terecht. Wat schaamde het meisje zich!
Meteen rende ze de zaal uit, maar op de trap werd ze ingehaald door Koning Lijsterbaard. ‘Wees niet bang,’ zei hij, ‘ik ben de muzikant met wie je in het kleine huisje gewoond hebt en ik ben ook de dronkaard die je aardewerk kapot heeft gemaakt. Ik wilde je straffen voor jouw arrogantie, waardoor je mij zo bespot hebt.’ De prinses begon te huilen en snikte: ‘Ik ben het niet waard om jouw vrouw te zijn!’ Maar Koning Lijsterbaard troostte haar en gaf haar de mooiste kleding. ‘Nu gaan we echt onze bruiloft vieren!’ zei hij. En dat deden ze. En de prinses heeft nooit meer iemand anders belachelijk gemaakt.
17
views
Eén oog, twee oog en drie ogen | Ririro
Link: https://ririro.com/nl/een-oog-twee-ogen-en-drie-ogen/
Er was eens een vrouw met drie dochters. De oudste werd Een Oog genoemd, omdat ze maar een oog had. De middelste dochter werd Twee Ogen genoemd. Zij had namelijk twee ogen. De jongste werd geboren met drie ogen. Haar naam was Drie Ogen.
Omdat Twee Ogen er net zo uitzag als andere mensen, konden haar moeder en zusjes haar niet uitstaan.
Op een dag ging ze op een heuvel in het veld zitten en begon daar te huilen. Er verscheen een wijze vrouw. ‘Twee Ogen, waarom huil je?’ vroeg de vrouw.
Twee Ogen antwoordde: ‘Ik huil omdat ik twee ogen heb, net zoals andere mensen. Mijn moeder en mijn zussen kunnen dat niet verdragen. Ik moet vodden dragen en ze geven me de laatste restjes eten. En wel zo weinig, dat ik altijd honger heb.’
‘Droog je tranen, Twee Ogen,’ zei de vrouw. ‘Ik geef je een geit. Deze zal niet opvallen tussen de andere geiten. Vraag de geit of hij je eten wil geven en je zult eten krijgen, zoveel je wilt. Als je genoeg gegeten hebt, vraag je de geit het eten te laten verdwijnen.’
Toen ging de wijze vrouw weg.
Twee Ogen vroeg de geit: ‘Lieve geit, mag ik wat eten?’
En prompt stond daar een tafeltje, gedekt met heerlijk eten.
Twee Ogen zat ervan te smullen.
Daarna zei ze: ‘Lieve geit, laat al het eten nu verdwijnen.’ En er was niets meer van te zien.
Het begon de moeder op te vallen dat Twee Ogen thuis niets meer at.
Daarom moest Een Oog met Twee Ogen mee op de dag dat ze met geiten de weide in trok.
Twee Ogen maakte er een lange wandeling van.
Twee Ogen zei: ‘Zus, laten we hier wat uitrusten, dan zing ik een lied voor jou.’
Terwijl Twee Ogen zong, viel de oudste zus in slaap. Ze had nog nooit zoveel gelopen.
Zodra ze sliep, at Twee Ogen het eten van de geit. Een Oog had niets gezien.
De moeder stuurde de volgende dag Drie Ogen mee.
Weer liep Twee Ogen een extra lange wandeling met de geiten.
Toen Drie Ogen aangaf dat ze moe was, zei Twee Ogen: ‘Laten we hier even rusten. Ik zal een lied voor je zingen.’
En terwijl ze zong, sloten zich de twee ogen van de jongste zus. Ze leek te slapen. Maar met het derde oog zag ze hoe de geit Twee Ogen eten gaf.
Toen ze het de moeder vertelde, riep deze: ‘Die geit moet dood!’
En dat gebeurde ook.
Twee Ogen was ontroostbaar en zat weer op de heuvel waar ze tranen met tuiten huilde.
Opnieuw verscheen de vrouw.
‘Mijn moeder heeft de geit gedood,’ snikte Twee Ogen.
‘Twee Ogen,’ zei de vrouw, ‘vraag je moeder of je de geit mag begraven. Doe dit voor het huis.’
Daarna verdween de vrouw.
Van de moeder mocht Twee Ogen de geit begraven.
De volgende ochtend stond er een wonderlijke boom op de begraafplek van de geit. De boom had zilveren takken en droeg gouden appels.
De moeder vroeg Een Oog de boom in te klimmen en appels te plukken.
Maar wat Een Oog ook probeerde, het lukte haar niet.
Toen werd Drie Ogen de boom in gestuurd. Ook Drie Ogen lukte het niet.
‘Laat mij het proberen,’ zei Twee Ogen.
Ze klom in de boom, waar de appels spontaan in haar schort vielen.
Daar kwam een ridder aangereden. ‘Verberg je snel,’ zei de moeder tegen Twee Ogen. ‘We zullen ons voor je schamen, als iemand je ziet.’
Het meisje verstopte zich achter de boom.
De ridder stopte voor het huis.
Met verwondering keek hij naar de boom.
‘Van wie is deze boom?’ vroeg hij.
‘De boom behoort ons’, zeiden de zussen. ‘We breken een tak voor je af, als je dat wilt.’
Vervolgens klommen ze in de boom. Maar een tak afbreken, dat lukte ze niet.
‘Wat bijzonder, dat die boom van jullie is, terwijl jullie er niet in slagen er een tak uit te halen,’ grapte de ridder.
Op dat moment kwam Twee Ogen tevoorschijn. Ze had al haar moed bijeengeraapt.
‘Ik zal een tak voor je plukken,’ zei Twee Ogen. Ze klom in de boom en plukte er met gemak een tak met gouden appels uit.’
‘Dus die boom behoort jou,’ zei de ridder.
‘Wat kan ik je geven voor deze tak?’
‘Neem me mee naar je kasteel,’ antwoordde Twee Ogen.
De ridder was onder de indruk van haar schoonheid en nam haar graag mee naar zijn kasteel. Ze kreeg er mooie kleren en ze kon er eten en te drinken zoveel ze wilde. Ze gingen trouwen en werden samen heel gelukkig.
De boom had Twee Ogen achtervolgd tot het kasteel. Hier groeide de boom en werd steeds groter en mooier.
Op een dag werd er bij het kasteel aangeklopt. Twee armoedige vrouwen bedelden om eten. Twee Ogen zag dat het haar zussen waren. Ze gaf ze eten en onderdak. De zussen hadden heel veel spijt van hun gedrag en waren heel dankbaar dat Twee Ogen het ze kon vergeven.
27
views
Roodkapje | Ririro
Link: https://ririro.com/nl/roodkapje/
Er was eens een lief klein meisje. Iedereen hield van haar. Haar grootmoeder het allermeest. Zo gaf ze haar eens een rood fluwelen mutsje. Het meisje droeg het mutsje altijd en sindsdien wordt ze Roodkapje genoemd.
Op een dag was grootmoeder ziek. Dus Roodkapje ging haar wijn en koekjes brengen. Daar zou ze vast van opknappen. Haar moeder zei haar niet van het bospad af te gaan en voorzichtig te doen. Ze moest ook netjes grootmoeder goedendag zeggen.
Roodkapje beloofde het en ging vrolijk op pad. Grootmoeder woonde diep in het bos, meer dan een half uur lopen van het dorp. In het bos kwam Roodkapje de wolf tegen. Ze wist niet dat hij gevaarlijk was. Dus ze was helemaal niet bang.
“Goedemorgen Roodkapje waar ga jij zo vroeg heen”, vroeg de wolf.
“Ik ga naar grootmoeder wijn en koekjes brengen omdat ze ziek is”, zei Roodkapje.
“Zeg Roodkapje waar woont jouw grootmoeder eigenlijk”, vroeg de wolf toen.
“Ruim een kwartier verder het bos in, in het huisje onder de drie grote eiken”, zei Roodkapje.
De wolf dacht ondertussen aan iets heel anders namelijk dat Roodkapje een lekker mals hapje was en vast nog beter zou smaken dan de taaie grootmoeder. Als hij slim was, kon hij ze lekker allebei opeten. Dus de wolf liep een stukje mee en zei: “Kijk eens wat een mooie bloemen. Wil jij hier niet een beetje rondkijken?”
Roodkapje wilde graag een mooie bos voor grootmoeder plukken. Het was nog vroeg dus ze had tijd genoeg. En zo ging ze van het pad af en dwaalde steeds dieper het bos in.
Intussen liep de wolf regelrecht naar het huisje van grootmoeder en klopte op de deur. “Wie is daar?”
“Roodkapje met wijn en koekjes, doe open!”
“Kom maar zelf binnen. ik kan niet opstaan”, riep grootmoeder.
Toen de wolf binnen was, sprong hij op het bed en….at grootmoeder in een keer helemaal op. Daarna trok hij haar nachtpon aan, zette haar slaapmuts op en ging in bed liggen met de gordijnen dicht.
Toen Roodkapje met haar armen vol bloemen bij het huisje kwam, was ze verbaasd dat de deur open was. Binnen leek alles ook al zo vreemd. Ze werd bang maar wist niet waarom. “Goedemorgen”, riep Roodkapje maar niemand gaf antwoord. Toen deed ze de gordijnen open. In het bed lag grootmoeder maar ze zag er zo raar uit met haar slaapmuts over haar gezicht.
“O grootmoeder wat heb je grote oren.”
“ Dat is om jou beter te kunnen horen liefje.”
“En wat heb je grote ogen.”
“Dat is om je beter te kunnen zien meisje.”
“Maar je grote handen.”
“Dat is om jou goed vast te houden.”
“Ach grootmoeder wat heb je grote tanden.”
“Dat is om jou lekker op te eten…”
De wolf sprong uit bed en at ook Roodkapje in een keer helemaal op. Met zo’n lekkere volle buik sliep hij meteen en snurkte als de beste.
Er kwam een jager langs. Hij dacht: “Wat snurkt dat oude vrouwtje hard!. Ik ga maar eens een kijkje nemen”. Hij zag de wolf en zei: “Dus hier ben je ouwe schurk. Ik was al zo lang naar je op zoek.”
Hij wilde op de wolf schieten met zijn geweer maar bedacht opeens dat de wolf grootmoeder misschien wel had opgegeten. Wie weet zou hij haar nog kunnen redden. Hij knipte met een schaar de buik van de slapende wolf open en zag meteen een rood kapje. Het meisje sprong eruit en riep: ”Ik was zoooo bang in de buik van de wolf. Het was er zoooo donker.”
Ook grootmoeder werd gered, zij het op het nippertje.
Daarna stopte de jager de buik van de wolf vol stenen. Toen de wolf wakker werd, wilde hij weg hollen. Maar de stenen hielden hem tegen. Hij viel op de grond en werd nooit meer wakker.
De jager, grootmoeder en Roodkapje waren blij. De jager nam de vacht van de wolf mee naar huis. Grootmoeder dronk lekker van de wijn, at alle koekjes op en voelde zich al gauw beter.
En Roodkapje zei tegen zichzelf: “Ik zal zo lang ik leef nooit meer van het bospad afgaan en echt naar mijn moeder luisteren.”
32
views
Hans en Grietje | Ririro
Link: https://ririro.com/nl/hans-en-grietje/
Aan de rand van een bos woonden een houthakker en zijn vrouw. Zij hadden twee kinderen: Hans en Grietje. Het gezin was erg arm en vaak was er niet genoeg te eten. Op een avond zei de vrouw tegen haar man: ‘Morgenochtend vroeg zullen we de kinderen meenemen en heel diep in het bos achterlaten. Ze zullen de weg naar huis niet kunnen vinden en dan hoeven we ze geen eten meer te geven.’ De man jammerde en wilde niet meewerken aan het plan, maar zijn vrouw haalde hem uiteindelijk toch over.
Hans en Grietje hadden dit gehoord. ‘Wat moeten we nu, Hans?’ vroeg het meisje. ‘Wacht maar, zusje, ik heb een plan!’ zei Hans zelfverzekerd. En toen zijn ouders sliepen sloop hij het huisje uit en stopte zijn zakken vol witte kiezelsteentjes. De volgende ochtend namen hun ouders Hans en Grietje inderdaad mee het bos in. Ze liepen een hele tijd, maar Hans liet stiekem elke paar meter een wit kiezelsteentje vallen. Heel diep in het bos bouwde de houthakker een vuur voor zijn kinderen en zei hij dat hij ze straks weer zou komen ophalen. Maar de dag ging voorbij en niemand kwam terug. De kinderen vielen uiteindelijk in slaap en toen ze wakker werden was het middenin de nacht.
Grietje was bang, maar Hans vertelde haar over de witte steentjes. Hij nam z’n zusje bij de hand en zo kwamen ze ‘s ochtends vroeg weer terug bij hun huis. Hun vader was dolblij. Maar niet veel later was het eten weer bijna op en wilde de vrouw hun kinderen weer achterlaten in het bos. En weer stemde de man uiteindelijk in. Hans wilde weer steentjes gaan verzamelen, maar de vrouw had de deur op slot gedaan. Deze keer moest hij dus zonder steentjes op pad.
Wel gooide Hans onderweg steeds kleine kruimeltjes van zijn laatste stukje brood op de grond. Weer werden de kinderen bij een vuur achtergelaten en weer werden ze midden in de nacht alleen wakker. Maar toen Hans het spoor van broodkruimels zocht, kon hij deze niet vinden. De vogeltjes hadden alle kruimels opgegeten. Dus dwaalden de kinderen urenlang door het bos. Ze hadden honger en dorst en wilden het bijna opgeven, toen ze opeens een wel heel bijzonder huisje zagen.
Het huisje was gemaakt van brood, de ramen van suiker en het dak van pannenkoeken. De kinderen begonnen er meteen van te snoepen. Plotseling klonk er een stem uit het huisje: ‘Knibbel, knabbel, knuistje. Wie knabbelt er aan mijn huisje?’ en de kinderen antwoordden: ‘De wind, de wind, dat lieve kind.’ en ze aten onverstoord verder. Toen ging opeens de deur open en stond er een stokoud vrouwtje in de deuropening. ‘Kom maar binnen kinderen, ik zal jullie geen kwaad doen.’ Binnen kregen Hans en Grietje nog meer heerlijk eten en mochten ze in zachte bedjes slapen.
Maar het oude vrouwtje was in werkelijkheid een gemene heks en kindjes waren haar lievelingseten. De volgende ochtend sloot ze Hans op in een kooitje. Grietje moest constant lekker eten voor hem maken, zodat hij lekker dik werd. Maar Hans was slim en elke keer als de heks vroeg of ze aan zijn vinger mocht voelen, stak hij een stokje naar buiten. De heks kon niet meer goed zien en dacht dat het zijn vinger was.
Zo gingen vier weken voorbij. Op een dag vond de heks het genoeg en besloot ze Hans, dik of niet, toch te gaan opeten. Ze zette de oven aan en vroeg na een tijdje aan Grietje om te gaan voelen of de oven al warm genoeg was. Maar Grietje snapte wat de heks wilde doen en deed alsof ze het niet snapte. ‘Dom kind!’ riep de heks, ‘Kijk, je moet zo je hoofd in de oven doen.’ En op dat moment gaf Grietje de heks een flinke duw en deed ze de deur van de oven dicht.
Meteen bevrijdde Grietje Hans. De kinderen waren dolgelukkig. Nu de heks dood was, keken ze eens goed rond in haar huisje. Het stond vol met edelstenen en parels. Ze stopten hun zakken vol en ging op zoek naar de weg naar huis. Na een tijdje lopen herkenden ze het bospad opeens. Ze renden zo hard als ze konden naar het huisje van hun vader. De houthakker was dolgelukkig dat zijn kinderen weer terug waren. Hij had ze zo gemist! Zijn vrouw was ondertussen gestorven. Met alle parels en edelstenen uit het huisje van de heks hoefden Hans, Grietje en hun vader de rest van hun leven zich nooit meer zorgen te maken over eten. En ze leefden nog lang en gelukkig!
17
views
Broertje en Zusje | Ririro
Link: https://ririro.com/nl/broertje-en-zusje/
Vanaf dat hun moeder overleden was hadden Broertje en Zusje geen goed leven meer. Hun gemene stiefmoeder gaf ze maar weinig te eten en behandelde ze heel slecht. Op een dag zei Broertje tegen Zusje: ‘Kom Zusje, we lopen weg samen. Ons leven hier is toch niet goed meer.’ En dat deden ze. Ze liepen de hele dag, tot ze ‘s avonds bij een groot bos kwamen. Daar vielen ze verdrietig en hongerig in slaap.
De volgende ochtend werd Broertje wakker met heel veel dorst. Samen gingen ze op zoek naar water. Maar zodra de boze stiefmoeder ontdekt had dat Broertje en Zusje weggelopen waren, had zij al het water in het bos betoverd. Zij was namelijk ook een gemene heks. Dus toen Broertje een beekje gevonden had om uit te drinken, hoorde Zusje een fluisterende stem: ‘Wie uit mij drinkt wordt een tijger….’ Dus riep Zusje verschrikt dat Broertje niet mocht drinken, omdat hij dan een wild beest zou worden. Bij de volgende bron gebeurde hetzelfde. Zusje hoorde: ‘Wie uit mij drinkt wordt een wolf….’ en Broertje dronk dus niks. Hij had ondertussen zoveel dorst dat hij het bijna niet meer uit kon houden. Bij de volgende bron fluisterde de stem: ‘Wie uit mij drinkt wordt een ree..’ maar Broertje had zoveel dorst dat hij toch een slok nam. Meteen veranderde hij in een klein reetje.
Zusje en Broertje waren allebei erg verdrietig dat Broertje in een ree veranderd was. Toch gingen ze samen verder. Zusje bond een gouden lintje uit haar haren om de nek van het reetje. Ook vlocht ze een koord van riet, dat ze aan de halsband bond. Zo leidde ze Broertje steeds verder het bos in. Na heel lang lopen kwamen Zusje en Broertje bij een leegstaand huis. Hier konden ze wonen en een rustig leven leiden.
Op een dag hield de koning van het land een jachtpartij in het bos. Broertje hoorde de vrolijke kreten van de jagers, het hondengeblaf en de hoornsignalen. Hij werd hier zo enthousiast van dat hij direct naar buiten wilde. Zusje probeerde hem tegen te houden, maar Broertje smeekte haar om hem te laten gaan. Uiteindelijke stemde zij in, maar hij moest wel beloven ‘s avonds terug te komen. Als hij dan voor de deur zou staan moest hij zeggen: ‘Zusjelief, laat mij binnen’, zodat zij wist dat hij het was.
Broertje had een heerlijke dag in het bos. De jagers zaten hem achterna, maar kregen hem nooit te pakken. De volgende dag gingen ze weer op jacht en weer wist Broertje te ontsnappen. Tot het bijna donker werd. Één van de jagers verwondde het reetje licht aan zijn poot. Langzaam hinkte Broertje terug naar het huisje en riep ‘Zusjelief, laat mij binnen.’ De jager was stiekem achter hem aangelopen en hoorde dit. Meteen vertelde hij dit aan de koning.
De volgende dag ging de koning nog één keer jagen. De poot van Broertje was alweer genezen en hij moest en zou naar buiten. Zusje kon hem niet tegenhouden. De hele dag rende Broertje door het bos. De koning had tegen zijn jagers gezegd dat ze het reetje geen kwaad mochten doen. ‘s Avonds ging de koning naar het huisje waar zijn jager over verteld had. Hij zei: ‘Zusjelief, laat mij binnen’ en Zusje deed de deur open. Wat was zij verbaasd toen daar de koning stond in plaats van Broertje. De koning werd direct verliefd op haar en nam haar mee naar zijn kasteel. Broertje mocht ook mee.
Lange tijd leefden zij gelukkig op het kasteel. Toen de boze stiefmoeder dit hoorde, werd ze woedend. Ze bedacht een list om Zusje te vermoorden. Gelukkig ontdekte de koning dit en liet hij de heks veroordelen. Hij gooide haar op de brandstapel en zodra zij dood was, werd Broertje weer een mens. Vanaf toen leefden Broertje en Zusje nog lang en gelukkig.
19
views