De spiegel van vrijheid: Jan Roos en het Nederland van vandaag.

6 days ago
46

MEER ZIEN? https://www.vrijheidsberoving.eu/
Het is vroeg in de ochtend wanneer Jan Roos vertelt hoe hij van zijn bed wordt gelicht. Geen fictie, geen scène uit een film, maar een werkelijkheid die, volgens hem, het ware gezicht van de Nederlandse vrijheid blootlegt. Een land dat zichzelf graag prijst als tolerant, open en vrijzinnig, maar dat volgens Roos alleen vrijheid kent voor wie aan de ‘goede kant’ van het spectrum staat.

In de kleine studio van NieuwRechts, waar hij te gast is bij Daniel de Liever, ontspint zich een gesprek dat niet zomaar een interview is, maar een ontleding van wat Roos ziet als het failliet van de moderne democratie. De camera’s draaien, de koffie dampt nog in de mokken, en terwijl buiten de herfstregen tegen de ramen slaat, ontvouwt zich een monoloog die het midden houdt tussen een aanklacht en een schreeuw om gezond verstand.

Een land van vrijheid, mits je de juiste mening hebt.
“Vrijheid van meningsuiting in Nederland gaat perfect,” begint hij, met een cynische glimlach. “Maar dan moet je wel links zijn.”

Het is een uitspraak die meteen prikkelt. Roos schetst een beeld van een samenleving waarin vrijheid niet langer een universeel recht is, maar een privilege, verdeeld door politieke kleur. Volgens hem kunnen linkse activisten met openlijke steun voor Hamas of radicale demonstraties rekenen op begrip, waar rechtse sprekers voor minder worden opgepakt. Zijn eigen ervaringen vormen zijn bewijs: “Ik ben van mijn bed gelicht voor een grap. Peter Pannekoek maakt dezelfde grap bij de NPO en krijgt applaus.”

Het is een patroon dat hij keer op keer herhaalt. Een overheid die, zegt hij, steeds meer optreedt als scheidsrechter van humor, opinie en moraal. Een justitie die niet meer beschermt, maar vervolgt. “Ik ben veroordeeld voor belediging,” vertelt hij. “Maar beledigd zijn is een keuze. Mensen die zich beledigd voelen, moeten bij hun moeder op schoot kruipen, niet bij de rechter.”

Van satire naar strafblad.
Wie Jan Roos volgt, weet dat zijn humor vaak scherp is. Soms grof, vaak ongemakkelijk, maar zelden kwaadaardig bedoeld. Toch is hij inmiddels meervoudig veroordeeld, niet voor geweld, niet voor smaad, maar voor grappen. “Ik heb ooit gezegd dat iemand in een zwart Hugo Boss-pak zou lopen als het de Tweede Wereldoorlog was. Een smakeloze grap misschien, maar de rechter zei: ‘Mensen kunnen nu denken dat hij echt een SS’er is.’”

De absurditeit van de uitspraak laat hem nog altijd niet los. “Hij is geboren in 1950,” zegt Roos, “dus de kans dat hij SS’er was is nul. Maar ik werd wél veroordeeld.”

Het is niet alleen het juridisch systeem dat volgens hem ontspoord is. Ook de media hebben, in zijn ogen, hun rol verloren. “Toen ik werd opgepakt, stond er geen journalist op mijn stoep. Geen één. Het Openbaar Ministerie stuurde een persbericht, en dat werd letterlijk overgenomen. Niemand vroeg mij iets. En dat, dames en heren, is wat journalistiek in Nederland geworden: een doorgeefluik van de macht.”

De scheuren in de rechtsstaat.
Roos’ woorden klinken hard, maar ze raken aan een diepere zorg. De balans tussen vrijheid en orde, tussen overheid en burger, lijkt verschoven. In een tijd waarin woorden sneller worden gewogen dan daden, is het onderscheid tussen belediging en kritiek vervaagd. Waar satire vroeger een instrument was om de macht te bevragen, is het nu – zo zegt Roos – een risico geworden.

“Als linkse komiek mag je de koning uitmaken voor racist, maar als ik zeg dat iemand zich aanstelt, dan sta ik voor de rechter. Dat is geen rechtsstaat meer, dat is selectieve rechtspraak.”

Hij haalt aan hoe demonstraties tijdens de coronaperiode werden gemeten met verschillende maten. Anti-lockdownprotesten werden met harde hand neergeslagen, terwijl Black Lives Matter-demonstraties op de Dam de steun kregen van burgemeester Halsema. “Akwasi riep daar letterlijk op tot geweld,” zegt Roos. “Niemand die iets deed. En ik? Ik maakte een grap, en zat in een cel.”

Een spiegel voor Nederland.
Wat Roos zegt, is voor velen confronterend. Niet omdat het nieuw is, maar omdat het pijnlijk herkenbaar klinkt. De publieke ruimte lijkt smaller geworden. De vrijheid om te spreken is er nog, maar het applaus of de afwijzing die erop volgt, is steeds feller, emotioneler, onvoorspelbaarder.

“Ik kom uit een links gezin,” zegt Roos. “Mijn ouders hielden van Freek de Jonge, van satire, van spot. Humor was onze manier om met verdriet om te gaan. Maar vandaag de dag? Vandaag wordt humor gewogen, gefilterd, gecanceld.”

Hij spreekt met een mengeling van woede en vermoeidheid, maar ook met overtuiging. “Ik weiger gebukt door het leven te gaan. Dan zit ik liever in de gevangenis dan dat ik mijn mond houd.”

Het linkse monopolie.
In zijn analyse gaat Roos verder dan persoonlijke frustratie. Hij beschrijft een samenleving waarin links, volgens hem, niet alleen de politiek, maar ook de instituties heeft veroverd: media, onderwijs, rechtspraak, cultuur. “De meerderheid van Nederland is rechts,” zegt hij. “Maar de macht ligt bij links. Zij hebben de ambtenarij, de universiteiten, de talkshows. Zij bepalen wat er deugt.”

Hij vertelt hoe zijn eigen kinderen op school horen dat “de overwinning van Wilders heel erg is” of dat “Trump het kwaad in persoon” is. “Mijn zoons worden aangesproken op wat ik zeg in mijn programma’s,” lacht hij wrang. “En dat is dan onderwijs anno 2025. Een ideologisch kamp waar je leert wat je moet denken, niet hoe je moet denken.”

De ironie, zegt hij, is dat links ooit symbool stond voor vrijheid, vrede en emancipatie. “Ze waren van het gebroken geweertje,” zegt Roos. “Nu zijn ze van de tanks richting Moskou. Ze zijn voor censuur, voor oorlog, voor onderdrukking. Alles waar ze ooit tegen waren, zijn ze nu voor.”

De media als verlengstuk van macht.
Volgens Roos is de journalistiek dood. “Vroeger controleerden journalisten de macht,” zegt hij. “Nu helpen ze haar in stand te houden.” Hij beschuldigt redacties van partijdigheid, gemakzucht en morele hoogmoed. “Ze schrijven liever over Jimmy Kimmel die wordt ontslagen in Amerika dan over een Nederlander die wordt opgepakt om een grap. Want Kimmel is links, en dat past beter in hun verhaal.”

De beschuldiging is niet nieuw, maar wel scherp geformuleerd. Hij noemt de NPO “een echo van zichzelf” en verwijt commerciële zenders lafheid. Alleen SBS6, zegt hij, durft nog iets van een ander geluid te laten horen. “Dat een commerciële zender het vrije woord verdedigt, terwijl de publieke omroep het censureert, zegt eigenlijk alles.”

Een samenleving van schaduw en spiegelbeelden.
Het beeld dat Roos schetst is somber, maar niet zonder hoop. Hij wijst naar Amerika, waar volgens hem de “woke-beweging” op zijn retour is. Grote bedrijven die hun identiteit verwarden met politiek correct denken, betaalden daarvoor de prijs. “Go woke, go broke,” zegt hij glimlachend. “Disney, Bud Light, ze verloren miljarden. En nu draaien ze terug.”

De golf van vrijheid, denkt hij, zal ook Europa bereiken. “We lopen drie jaar achter, maar het komt. Mensen zijn het zat om zich te schamen voor gezond verstand.”

Waar is het anker?
Toch blijft de vraag: wat dan? Hoe keer je de tijd terug in een land dat zichzelf heeft heruitgevonden als morele gids, maar volgens velen het kompas kwijt is?

Roos schudt zijn hoofd. “Ik weet het niet,” zegt hij eerlijk. “Stemmen helpt niet meer. De Tweede Kamer bepaalt niets. De Raad van State, de ambtenarij – die trekken aan de touwtjes. Zelfs als je 150 PVV’ers zou hebben, komen er nog duizend asielzoekers per week bij.”

Het is een diagnose zonder geneesmiddel. Een man die zegt te vechten voor vrijheid, maar niet weet of de strijd nog te winnen is. “We gaan richting een samenleving waarin mensen zich niet meer vertegenwoordigd voelen,” zegt hij. “En dan krijg je anarchie. Brandende asielzoekerscentra. Dat is wat je krijgt als mensen het gevoel hebben dat hun stem niets meer waard is.”

Een zoektocht naar betekenis.
Toch gloort er iets in zijn woorden, een ondertoon van hoop, misschien zelfs geloof. Niet in instituties, maar in mensen. “Je hoeft mij niet te steunen,” zegt hij. “Je moet gewoon helder blijven nadenken. Zelf blijven denken. Dat is het enige wat nog telt.”

Het gesprek eindigt met stilte. De camera draait nog, maar de woorden hangen in de lucht. Wat blijft hangen, is niet alleen de woede van een man die zich miskend voelt, maar ook een spiegel die hij Nederland voorhoudt. Een spiegel waarin we moeten durven kijken, of we het nu met hem eens zijn of niet.

De paradox van vrijheid.
Het grote probleem van de vrijheid van meningsuiting, is dat ze pas echt getest wordt wanneer iemand iets zegt dat we verafschuwen. Het is eenvoudig om vrijheid te verdedigen zolang we het eens zijn met wat er gezegd wordt. De ware toets komt pas wanneer iemand iets zegt wat schuurt, wat wringt, wat ons tegen de borst stuit.

Daarin ligt misschien de kern van het betoog van Jan Roos. Niet dat hij gelijk moet krijgen, maar dat hij het recht moet behouden om ongelijk te hebben zonder dat er handboeien aan te pas komen. Want een land dat zijn komieken opsluit, verliest niet alleen zijn gevoel voor humor, maar ook zijn hart voor vrijheid.

Een slotzin voor Nederland.
De vrijheid van meningsuiting is geen applausmeter, geen trofee van de meerderheid. Ze is het schild van de minderheid, de stem van de enkeling die iets zegt wat we liever niet horen.

En misschien is dat de les van Jan Roos, dat vrijheid niet begint bij wie spreekt, maar bij wie luistert. Want pas als we elkaar weer durven aanhoren zonder te veroordelen, kan Nederland weer worden wat het ooit was: een land waar woorden botsen, maar mensen elkaar nog vinden.■

Loading comments...