De Troubadours van Koning Boudewijn (1999)

In 1953 werd Guido Haazen als missionaris naar Kamina, Katanga gestuurd, waar hij een school bestuurde en verantwoordelijk was voor de liturgie en muziek. Hoewel alleen westerse muziek werd toegelaten in de schoolliturgie, vond Haazen dat ook Afrikaanse muziek hierin thuishoorde, geïnspireerd door de schoonheid ervan. Dit idee stuitte op weerstand, want traditionele Afrikaanse muziek werd vaak als heidens gezien. Toch wist Haazen zijn koorleden te overtuigen door hun muzikale eigenheid te waarderen en enkele westerse technieken bij te brengen. Een concert voor het blanke publiek in Kamina zorgde voor waardering en versterkte het zelfvertrouwen van de koorleden. In 1957 ontvingen Haazen en zijn koor, inmiddels bekend als De Troubadours van Koning Boudewijn, een uitnodiging voor Expo 58 in Brussel. Dankzij steun van een progressieve overste creëerde Haazen voor deze gelegenheid een mis met Afrikaanse muziek op de Latijnse tekst, grotendeels gebaseerd op het kasàlà-genre, een Afrikaanse vorm van lofzang. De première van de Missa Luba vond plaats op 23 maart 1958 in Kamina. Kort daarna vertrokken de Troubadours naar België, waar ze zes maanden verbleven en de Missa Luba meer dan 130 keer uitvoerden, vooral in het Paviljoen van de Katholieke Missies op Expo 58. De opnames die ze daar maakten voor Philips werden een internationaal succes, en het hoogtepunt van de tournee was een optreden in het Koninklijk Paleis van Brussel.