Belgisch Congo: Inzet van formaat - Een onderzoek door Maurice De Wilde (De Nieuwe Orde, 1983)

1 year ago
72

De wrijvingen, die reeds vóór de oorlog de betrekkingen tussen Leopold III en de regering Pierlot hadden gekenmerkt, spitsten zich tijdens de 18-daagse veldtocht toe. Het belangrijkste meningsverschil betrof de vraag hoe België zijn verplichtingen tegenover de garanten van zijn onafhankelijkheid (Frankrijk en Engeland) moest nakomen. Leopold III en met hem H. De Man en generaal Van Overstraeten, die tijdens de veldtocht zijn belangrijkste raadgevers waren, meenden dat België enkel ertoe verplicht was het eigen grondgebied tegen de invaller te verdedigen en de strijd buiten Belgisch grondgebied niet hoefde voort te zetten. De regering oordeelde, dat de solidariteit met de garanten België ertoe noopte ook nog na een eventuele kapitulatie van het. Belgisch leger de strijd voort te zetten. Zij heeft zulks gedurende enkele weken ook in de praktijk omgezet. Voor de koning stond het echter vast, dat een kapitulatie van het Belgisch leger België ook meteen van alle verplichtingen tegenover de garanten ontsloeg.

Benevens dit principieel meningsverschil rees gedurende de veldtocht nog een ander politiek geschil tussen koning en regering. Tijdens een dramatisch gesprek tussen Leopold en vier van zijn ministers (Pierlot, Spaak, Denis en Vanderpoorten) de 25ste mei '40 in het kasteel te Wijnendale bij Torhout, ondernamen Spaak en Pierlot een laatste poging om Leopold ervan te overtuigen hen naar Frankrijk te volgen. Leopolds weigering deed bij de ministers de vraag rijzen of de koning dan van plan was nog te regeren, en zo ja, met welke regering: de ploeg-Pierlot of een nieuwe regering. Waarop Leopold antwoordde, dat hij wenste voort te regeren, maar niet met Pierlot en diens kollega's (‘deze regering zal noodzakelijk tegen mij zijn’), want de Duitsers zouden het niet aanvaarden.

Eén van de konkrete punten, waarover de Belgische regering en het Hof van mening verschilden, betrof Belgisch Kongo. Koning en regering waren het wel erover eens dat Kongo te allen prijze ‘Belgisch’ moest blijven, maar over de wijze, waarop zulks diende te gebeuren, liepen de meningen uiteen. Dat de Belgische regering (in de persoon van de minister voor Koloniën De Vleeschauwer) de ekonomische rijkdom van Kongo ter beschikking van de Britten zou stellen, lag voor de hand van het ogenblik af, waarop Belgische ministers te Londen de strijd aan de zijde van de Britten wilden voortzetten. De koning heeft deze logika ongetwijfeld ingezien. Maar de politieke betekenis van een eventuele deelneming van de Force Publique (de Belgische koloniale strijdkrachten) aan militaire operaties in Afrika, buiten Kongolees grondgebied en aan de zijde van de Britten, ontging Leopold III evenmin. Het is vooral op dit punt, dat de ‘politiek van Laken’ en deze van de regering terzake uiteenliepen.

In juni '40 sprak Pierre Rijckmans, een vriend van de koning en sinds '34 goeverneur-generaal van Belgisch Kongo, militante taal waaruit ondubbelzinnig zijn bereidheid bleek om de koloniale troepen met de Britten in te zetten. Van het ogenblik af waarop Italië, waarvan de Afrikaanse koloniën aan de Britse grensden, de 10de juni '40 aan de zijde van Duitsland in de wereldoorlog trad, beval Rijckmans dat alle in Kongo verblijvende Italianen moesten gevangen gezet worden. Voor de Duitsers was deze maatregel reeds sinds de 10de mei '40 van kracht. De toon veranderde echter reeds begin juli, precies op het ogenblik waarop de Britten op daadwerkelijke militaire steun van Belgisch-koloniale zijde een beroep deden om zich in Oost-Afrika tegen de opdringerige Italianen te verdedigen. Toen heette het volgens Rijckmans, dat België niet met Italië in oorlog was (wat overigens juist was), en dat het slechts erop aankwam het eigen koloniaal gebied te verdedigen. De gevangen gezette Italianen werden vrijgelaten, en volgens kolonel Mauroy van de Force Publique - één van de hevigste voorstanders van een Belgisch-koloniale deelname aan de militaire strijd in Afrika - behandelden de koloniale magistraten de geïnterneerde Duitsers toen - eigenaardig genoeg - met ‘roerende voorkomendheid’.

Wat was er gebeurd? ‘België is niet in oorlog met Italië’ was in 1940 één van de leidmotieven van ‘de politiek van Laken’. Nu was minister voor Koloniën De Vleeschauwer een Leopoldist in hart en nieren, en zou dat tijdens de naoorlogse koningskwestie overvloedig laten blijken. Rijckmans was als goeverneur-generaal van de kolonie zijn ondergeschikte. Samen met de eveneens erg royalistische baron de Cartier, Belgisch ambassadeur te Londen - met wie Rijckmans via Lissabon in kontakt stond -, was De Vleeschauwer voorstander van de voortzetting van de oorlog aan de zijde van de Britten. Tegelijk was hij echter ertoe bereid zich strikt te schikken naar elke richtlijn, die van de koning kwam - zo schreef hijzelf in een lange boodschap aan Leopold III dd. 28 juli '40.

Met dank aan: @inrespectofmauricedewilde9898

Volg op Twitter: https://twitter.com/BasedCongo

#belgischcongo #AlbertDeVleeschauwer #MauriceDewilde

Loading comments...