Moord op Nederlandse Missionarissen - #AndereTijden over de Congocrisis (2006)

1 year ago
44

Het zijn de goede en rustige jaren van de missie. Congo is dan nog een Belgische kolonie, waar met strakke hand de rust en orde wordt gehandhaafd. De Belgische autoriteiten leggen de missionarissen geen strobreed in de weg. Maar in 1960 verandert alles. Het land maakt zich los van België en wordt onafhankelijk.

Het onafhankelijke Congo kent veel problemen. De nieuwe machthebbers komen hun beloftes niet na. Wanneer de jonge Udense pater Jan Verhoeven in 1963 naar dat land vertrekt is, zijn vader daar helemaal niet blij mee. Zijn zuster Mariet van Rooij-Verhoeven: "Hij was bezorgd. Hij wist dat het politiek daar niet zo lekker zat." In 1964 ontstaan in het hele land opstanden tegen het centrale gezag. De rebellen worden gesteund door het communistische Rusland en China. De rebellen in het noordoosten van Congo noemen zich Simba, wat leeuw betekent. Een woord dat kracht moet uitstralen en angst aanjaagt. De rebellen zijn veelal jonge jongens die ontevreden zijn met de sociale toestand in hun land na de onafhankelijkheid. Ze worden opgezweept door de opruiende toespraken van hun leiders die handig gebruik maken van het hardnekkige bijgeloof van de bevolking. Beschermingsrituelen geven de rebellen, die met alcohol en drugs in een roes worden gehouden, het gevoel dat ze onoverwinnelijk zijn. Onkwetsbaar voor vijandelijke kogels. In het hele land gijzelen de rebellen missionarissen en andere blanken om hun eisen kracht bij te zetten.

Het is 20 Augustus 1964 als een vrachtwagen met opstandelingen de missiepost van pater Frans Waldram binnenrijdt: "Ze schreeuwden en brulden. Wij moesten allemaal naar buiten en onze kamers werden doorzocht op communicatiemiddelen. Ze dreigden met geweren." Alle paters, broeders en zusters die zich op de verschillende missieposten in het gebied bevinden worden door de rebellen naar de stad Bondo gedreven. Het is het begin van een maandenlange gijzeling. Pater Waldram: "Het zijn negen bange maanden geweest, ook in de maanden dat we goed werden behandeld. Er was vooral die grote onzekerheid: hoe gaat dit aflopen?"

De missionarissen moeten van de rebellen aanwezig zijn bij zogenaamde volkstribunalen. Zuster Mien: "Wij moesten ook voor dat tribunaal komen. De mensen waar de rebellen iets tegen hadden zouden direct afgemaakt worden. Er werd aan de bevolking gevraagd: Is die zuster een goede? Heeft zij iets gedaan wat slecht voor u is? Anders gaan we haar direct doodschieten. Iedereen werd gevraagd of wij mochten blijven leven." De zusters en paters mogen blijven leven. Andere vermeende vijanden van de rebellen worden voor de ogen van de missionarissen geëxecuteerd. Zuster Mien: "Bij de eerste terechtstelling was de vader van één van de zwarte zusters. Hij werd beschuldigd van van alles en nog wat. Wij moesten er allemaal bijstaan, het hele dorp moest komen. En wanneer er iemand viel, dan moesten we allemaal zwaaien. Dan was er weer een vijand minder. Er zijn er die dag op die manier vijf afgemaakt." Ook de jonge pater Jan Verhoeven is aanwezig en schrijft in zijn dagboek: "Ik had nog nooit eerder mensen zien doodschieten en zeker niet zo. Ze worden doorzeefd. Ze stuiptrekken even en liggen dan stil in het gras."

Er volgen vele huiszoekingen. Na de vondst van een Belgische vlag, worden de paters voor één nacht in de gevangenis opgesloten. Van het eigenlijke missiewerk komt niets meer terecht. Het seminarie en de school in Bondo worden door de rebellen gesloten. Pater Waldram: "Mishandeld zijn we gelukkig nooit. Maar we waren ontzettend bang."

Het leger van Congo probeert de opstand de kop in te drukken en trekt samen met buitenlandse huurlingen op tegen de rebellen. Maar de operatie verloopt traag. Wanneer de rebellen dreigen alle blanken in het door hen gecontroleerde gebied, om te brengen organiseert de Belgische regering met hulp van de Amerikanen een bevrijdingsactie in de regionale hoofdstad Stanleystad. Alhoewel er ook veel Nederlandse missionarissen in het gebied zijn, laat de Nederlandse regering de bevrijdingsactie over aan de Belgen en doet verder niets.

Ondanks hun gruwelijke ervaringen gaan pater Waldram en zuster Mien terug naar Congo. Pater Waldram vertrekt in 1967 en gaat werken op de missiepost van een van de vermoorde paters, zijn heeroom Filip Waldram. Hij blijft er twintig jaar. Ook Zuster Mien heeft heimwee naar Congo. Zij gaat in 1972 terug en werkt er tweeëntwintig jaar in de leprazorg. Ze spreekt nooit meer met de mensen in Buta over de moord op de missionarissen. Ze wil niet weten wat er precies is gebeurd, omdat het te gruwelijk is. Bovendien wil ze de mensen daar niet in verlegenheid brengen: “Zij voelen zich schuldig om wat er daar is gebeurd. Waarom zou ik haten? Ik hou van die mensen. Als het kon ging ik terug. Het is een mooi volk”.

Meer details: https://anderetijden.nl/aflevering/380/Moord-op-missionarissen

Volg op Twitter: https://twitter.com/BasedCongo

#SimbaOpstand #missionarissen #BelgischCongo

Loading comments...